deze pagina is best te bekijken op desktop-browsers, niet op mobiel
een zomer
vol verhalen
In 2024 gaan bijna 1 miljoen jongeren voor het eerst stemmen.
Dat is 10% van de volledige kiespopulatie in ons land. Een historisch hoog cijfer.
10% van de kiezers in 2024 doet het voor het eerst. ‘t Is aan u! wil die eerste stemmers activeren, motiveren en informeren over de verkiezingen, democratie en het belang van hun stem. Want ook al doen ze het voor het eerst, hun stem telt evenveel mee.
‘t Is aan u! is een project van
De Ambrassade en heel wat partners.
Die vraag hield ons deze zomer bezig.
Met een 30-tal jonge vrijwilligers gingen we op zoek naar heel wat verhalen op heel wat verschillende plekken.
Dat werden 528 verhalen van kinderen en jongeren, op meer dan 40 plekken in Vlaanderen en Brussel.
We gingen met 528 jongeren in gesprek over hoe zij naar de wereld kijken, wat hen bezig houdt en waar ze van dromen.
Dat wereldbeeld en die dromen kan je in dit rapport ontdekken.
In dit rapport vind je een kwalitatieve analyse van 528 jonge verhalen, wetenschappelijk benaderd door onderzoekers van Kenniscentrum Kinderrechten. Maar je vindt hier ook straffe quotes en uitspraken, die je even door de ogen van kinderen en jongeren naar onze samenleving doen kijken: soms met de neus op de feiten duwend, soms schreeuwend om meer gehoor, altijd met grote dromen.
Laat je niet enkel inspireren door deze jonge verhalen, maar ook door onze manier van werken: in gesprek gaan met kinderen en jongeren werkt heel ontwapenend, dat hebben we zelf gemerkt.
Beschouw dit rapport vooral als een brede waaier aan dingen om te ontdekken en kies helemaal zelf hoe je erdoor scrolt, doorklikt of waar je stilstaat.
Dus, neem er gerust een crême-glace bij en geniet ervan!
Op de vraag wat kinderen en jongeren zouden veranderen mochten ze de baas zijn van het land
komt een duidelijke wens naar voren naar meer verbondenheid en verdraagzaamheid.
Op sociale media bijvoorbeeld lijkt communicatie tussen politiek en jongeren vaak eenrichtingsverkeer – jongeren worden vaker bereikt, maar de diepgang mist vaak en er wordt veel in vooroordelen gesproken met en over jongeren.
’t Is aan u! wil aan de slag met die signalen. Dit onderzoek geeft een beeld van waar kinderen en jongeren mee bezig zijn, waarover ze praten met vrienden, wat hen opvalt. Het is een inzicht in de tijdsgeest van een groep die voor veel politieke partijen heel belangrijk is, maar die tegelijk niet vaak gehoord wordt. De inzichten uit dit onderzoek willen we gebruiken en inzetten om bij beleidsmakers verder te raken dan ‘generatie X, Y of Z staat zo in het leven’.
Om de conversatie aan te gaan, als startpunt om in de eigen gemeente of stad, op Vlaams, federaal, Europees of internationaal niveau, aan de slag te kunnen.
Om de grote hangijzers van het jaar 2023-2024 aan beleidsmakers mee te geven, maar ook het gesprek aan te gaan met het brede publiek.
Het zijn spannende tijden:
in de laatste maanden van 2023 bereiden we ons voor op een beleidsmatig druk jaar met verkiezingen in juni 2024 en oktober 2024. Het wordt een heel belangrijk jaar, met veel jongeren die voor het eerst kunnen gaan stemmen. Maar willen ze dat wel? Veel jongeren vragen zich af: waarom zouden we participeren, inspraak opeisen of engagement opnemen? Er wordt toch niet naar ons geluisterd. Heel wat jongeren zijn daarom niet bezig met politiek.
En omgekeerd is ook de vraag: is politiek bezig met jongeren? Met de Vlaamse Jeugdraad voelen we al heel lang dat de stem van kinderen, jongeren en hun organisaties nog te vaak te stil klinkt of niet gehoord wordt.
Wij kozen daarbij voor een kwalitatieve aanpak waarbij (1) jongeren andere jongeren individueel live interviewden en (2) we heel open vragen stelden. De centrale onderzoeksvraag ‘Wat houdt kinderen en jongeren bezig?’ vertaalden we naar enkele brede deelvragen en respondenten konden zelf kiezen welke vraag ze beantwoordden. Via een open en brede vraagstelling wil het onderzoek bewust openheid en vrijheid geven aan de kinderen en jongeren en hen zelf laten vertellen wat hen op dat moment bezighoudt of waar ze het eerst aan denken.
Wanneer je hen een zeer specifieke vraag stelt, ga je altijd sturen naar bepaalde antwoorden, vertrek je vanuit een specifieke leefwereld of denkkader en perk je de antwoorden altijd in.
De brede vraagstelling had tot doel om,
vrij van oordeel, een breed spectrum aan mogelijke antwoorden en verhalen toe te laten.
Artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag stelt dat kinderen het recht hebben om hun mening te geven in alles wat hen aangaat. Het recht om gehoord te worden zit vervat in het Verdrag voor de Rechten van het Kind, en stelt dat kinderen en jongeren het recht hebben om betrokken te worden bij zaken die mee hun leven bepalen. Daarom kozen wij om jongeren zelf de leiding te laten nemen om de bevraging uit te voeren.
Participatiekader voor bevraging
Om te verzekeren dat de participatie van kinderen en jongeren kwaliteitsvol, vanuit kinderrechten vertrekkend en steeds op een veilige en inclusieve wijze zou gebeuren, hanteerden de onderzoekers van KeKi een participatiekader gebaseerd op de algemene commentaar nr. 12, opgesteld door het VN-Comité voor de Rechten van het Kind. Het aangereikte participatiekader omvat negen algemene principes, die zo veel mogelijk in acht werden genomen bij onderzoeksactiviteiten waar kinderen en jongeren bij betrokken waren.
We vertelden jongeren op voorhand dat we op zoek waren naar verhalen over het dagelijkse leven en dat we met die verhalen een rapport gingen samenstellen. Bij elke bevraging werd ook een flyer met info over het project meegegeven, waarop stond wat er met de data zou gebeuren, hoe je nog als jongere je stem kon laten horen en hoe je ons kan contacteren.
Kinderen en jongeren gaven steeds actieve toestemming om deel te nemen aan de bevraging. Er werd benadrukt dat ze elke vraag konden overslaan als ze niet wilden antwoorden en dat ze mochten aangeven wanneer ze wilden stoppen.
Er moet ruimte gemaakt worden voor de ideeën van kinderen en jongeren en respectvol omgegaan worden met hun visie. Door te vertrekken van een open uitlokkingsvraag zorgden we ervoor dat we zelf niet te veel richting gaven aan het onderzoek of de beleving.
We hanteerden ook de luistertips van Awel om actief te leren luisteren. De jongeren kozen volledig wat ze met ons wouden delen en wat niet.
Kinderen en jongeren hebben het recht om betrokken te worden bij zaken die relevant zijn voor hun leven en waarbij ze kunnen terugvallen op hun eigen kennis, vaardigheden en competenties. Er wordt elke dag beleid gemaakt dat impact heeft op hun leven, daarom biedt dit onderzoek ruimte voor kinderen en jongeren om zelf kunnen bepalen welke kwesties relevant zijn voor hen en waar op moet worden ingezet.
We bevraagden in de omgeving van jongeren zelf, waar we uitgenodigd werden. De methodes werden afgestemd zijn op de capaciteiten van kinderen en jongeren: de bevragers werden opgeleid in een ethisch kader en een onderzoekende houding, we gebruikten SurveyMonkey omdat het een laagdrempelig platform is en Team ’t Is aan u! kreeg de mogelijkheid om vragen aan te passen, te schrappen of toe te voegen.
Jongeren die met kinderen en jongeren werken, hebben de verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen zodat de risico’s op geweld, uitbuiting of andere negatieve gevolgen zo klein mogelijk gehouden worden. Alle kinderen of jongeren die deelnamen aan de kwalitatieve interviews, ontvingen informatie over waar ze terechtkunnen met vragen – zowel bevragers als bevraagden. Afhankelijk van de context van waar we op bezoek gingen, kon de begeleiding van ’t Is aan u! een voor- of nagesprek doen voor meer kadering.
De bevragers van Team ’t Is aan u! moesten voldoende voorbereid worden, met opleiding en ondersteuning tijdens de bevraging. De betrokken onderzoekers van het Kenniscentrum Kinderrechten (KeKi) hebben ervaring in het werken met kinderen en jongeren en kinderrechten. Ze voorzagen een workshop aan het begin van de zomer: Hoe werkt de vragenlijst? Hoe vermijd je sturend te zijn? Hoe luister je actief? … We zorgden ervoor dat alle bevragers ook een startpakket hadden aan tips, plaatsen om naartoe te gaan en een introductiebrief voor ouders en opvoedings-verantwoordelijken. Er was ook elke week een online inbelmoment om vragen en ervaringen te delen met elkaar en met de ondersteuners.
Dit rapport zal bezorgd worden aan alle organisaties waar we mochten langskomen en jongeren kunnen ons contacteren. Bij elke bevraging werd ook een flyer met info over het project meegegeven, waarop stond wat er met de data zou gebeuren, hoe je nog als jongere je stem kon laten horen en hoe je ons kan contacteren.
De openheid van vragen in de bevraging maakte dat we die diversiteit konden meenemen, zonder dat de verhalen hierop vastgepind waren.
Iedereen moet de kans krijgen om te participeren, zonder discriminatie op om het even welke grond en er moet voldoende rekening gehouden worden met cultuursensitiviteit – het moet inclusief zijn. We schakelden een netwerk van jeugdwerkpartners, scholen en persoonlijke contacten in om outreachend aan de slag te gaan om kinderen en jongeren te bevragen op de plekken waar ze zelf komen.
We wilden niet toewerken naar wetenschappelijke representativiteit in onze respondenten maar wel op twee manieren inzetten op een diversiteit aan verhalen: door een mix qua gender, provincie en leeftijd en te jongeren bevragen die dagelijks in verschillende realiteiten en contexten leven. Kinderen en jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties moeten kans krijgen om te participeren zonder gezien te worden als een homogene groep. Daarom zijn we niet naar profielen of ‘hokjes’ gaan zoeken, maar naar plaatsen. Naast onze brede oproep gingen we naar stedelijke werkingen, werkingen met jongeren met een migratieachtergrond, met een beperking, in een gemeenschapsvoorziening …
De openheid van vragen in de bevraging maakte dat we die diversiteit konden meenemen, zonder dat de verhalen hierop vastgepind waren.
Het Kenniscentrum Kinderrechten (KeKi) ontwikkelde een onderzoeksmethode en opzet. Zowel onze vrijwilligers van ’t Is aan u! als enkele professionele jeugdwerkers hebben die mee vormgegeven. Samen stemden zij de vragen en methode zo goed mogelijk af op de complexe realiteit van kinderen en jongeren in diverse, soms kwetsbare situaties (zie Inclusief).
We merkten vrij snel dat de derde optie voor veel jongeren en vrijwillige bevragers de drempels verlaagde om aan de slag te gaan. Daarom hebben we daar sterk op ingezet door een uitgebreide kalender op te maken en vaak mee te gaan.
(vermoeden van) beperking en andere maatschappelijk kwetsbaarheid,
Daarnaast gingen we langs op deze scholen:
Don Bosco Woluwe, Koninklijk Atheneum Brussel, Tienerschool Kompas Schaarbeek, en de Sint-Maarten Middenschool Beveren.
Tot slot kregen we de uitnodiging om jongeren te bevragen in de gesloten gemeenschapsvoorzieningen De Hutte en De Markt in Mol.
Jongeren, zomaar pratend met jongeren. We hebben zelf mogen ervaren hoe ontwapenend en depolariserend die gesprekken werkten. Hoe er een vertrouwenssfeer tussen hen ontstond waarvan onze jongeren echt onder de indruk waren.
Deze meerwaarde voor de bevragers
was zeker geen resultaat dat we voorzien hadden,
maar wel een waar we achteraf gezien heel trots op zijn.
“Hoe was het?” Dat was de standaardvraag, onderweg naar huis van een bevraging.
En er waren heel wat verschillende antwoorden, maar ook dezelfde.
Leuk. Grappig. Straffe verhalen. Zware verhalen. Maar vooral ook interessant, leerrijk en verrijkend.
De brede vragen maakten dat er echte gesprekken tot stand kwamen.
Jongeren, zomaar pratend met jongeren. We hebben ook zelf mogen ervaren hoe ontwapenend en depolariserend die gesprekken werkten. Hoe er een vertrouwenssfeer tussen de twee mensen ontstond waarvan onze jongeren echt onder de indruk waren.
Deze meerwaarde voor de bevragers was zeker geen resultaat dat we voorzien hadden, maar wel een waar we achteraf gezien heel trots op zijn.
Het is tijd dat politici spreken over wat kinderen en jongeren bezighoudt, mét jongeren zelf,
en op het moment
dat het ertoe doet.
De komende maanden gaan de ’t Is aan u!-jongeren het rapport toegankelijk maken voor jongeren en zorgen dat de resultaten een startpunt vormen voor debatten, methodes rond inspraak, magazine artikels, filmpjes, ...
We bezorgen dit rapport aan politici, het middenveld, het onderwijs, de media en aan lokale besturen. De voorbije jaren dachten ontelbare kinderen en jongeren op alle niveaus na over antwoorden op grote uitdagingen.
Er werden oplossingen en aanbevelingen geformuleerd.
Dit onderzoek helpt ons om door de bomen het bos te zien en beleidsmakers dé grote vraagstukken van dit jaar voor te leggen. Niet als een momentopname, maar in de context van heel wat generaties van kinderen en jongeren samen, met heel veel verschillende verhalen.
Om inzicht te verkrijgen in de gedachten en gevoelens van kinderen en jongeren hebben we gebruikgemaakt van een narratieve benadering. Narratief onderzoek moedigt respondenten aan om hun eigen verhaal te delen, waardoor de onderzoeker inzicht kan krijgen in hoe zij de wereld ervaren. De benadering richt zich vooral op de subjectieve belevingen en emoties van de vertellers, eerder dan op de strikte juistheid van het verhaal. Het hoofddoel van dit onderzoek is om een dieper inzicht te krijgen in wat kinderen en jongeren dagelijks bezighoudt (Van der Donk & Van Lanen, 2019)*.
Narratief onderzoek vertrekt vanuit een initiële vraag die verder wordt verkend via vooraf gedefinieerde impulsvragen. Die impulsvragen nemen vaak de vorm aan van een topiclijst (van der Donk & van Lanen, 2019). In dit onderzoek hebben we interviews gebruikt om kinderen en jongeren te bevragen. De respondenten werden geïnformeerd dat ’t Is aan u! meer te weten wil komen over hun ervaringen.
Vervolgens hadden ze de keuze om een van de volgende vragen te beantwoorden:
*van der Donk, C., & van Lanen, B. (2019). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn.
Uitgeverij Coutinho.
Ook al kozen respondenten één deelvraag om te beantwoorden, toch blijkt uit de analyse dat de verhalen ingingen op meerdere deelvragen. Zo kon een kind of jongere er bijvoorbeeld voor kiezen om een deelvraag te beantwoorden over het dagelijkse leven en ging het verhaal dan ook over zaken die worden opgepikt in sociale media, ervaringen in de jeugdbeweging (vrije tijd) etc.
Daarnaast werd aan elke respondent ook de vraag gesteld:
De interviewers voerden de verzamelde verhalen van de geïnterviewde personen in een online platform.
Het interviewproces bood de mogelijkheid voor interviewers om dieper in te gaan op elementen uit de verhalen. Daardoor zijn de interviewdata globaal genomen vrij gevarieerd naar detailniveau: sommige gesprekken gingen heel diepgaand, anderen brachten kortere antwoorden voort.
Aangezien we de data verzamelden op één en het-zelfde platform, beschikten we over één ge-combineerde dataset. Die dataset werd onderworpen aan een thematische analyse met behulp van een inductieve benadering van open codering, waarbij categorieën of thema’s werden afgeleid uit de beschikbare data (van der Donk & van Lanen, 2019).
In dit rapport geven we de bevindingen weer volgens onderstaande categorieën die uit de data werden afgeleid. Die categorieën kunnen worden geïnterpreteerd als
15 thema’s die kinderen en jongeren vandaag de dag bezighouden.
Binnen elk thema structureren we bevindingen volgens een aantal subthema’s.
Belangrijk om daarbij op te merken is dat die thema’s elkaar overlappen of in elkaar overvloeien wanneer jongeren hun verhaal doen. De thematische weergave van de resultaten is dus louter in functie van heldere rapportage.
klik op een thema om meer te lezen
Deze bevraging maakte geen gebruik van een steekproef die representatief is voor alle Vlaamse kinderen en jongeren, waardoor we geen algemene uitspraken kunnen doen. In de analyse zoeken we dan ook geen verbanden tussen het profiel van de kinderen en jongeren op basis van hun achtergrondkenmerken en de inhoud van de verhalen die ze vertellen. Aangezien dit een belevingsonderzoek van kwalitatieve aard is, is dat ook het doel niet. Aan de hand van een kwalitatief onderzoek kunnen we wel uitspraken doen over wat de mening is van de bereikte kinderen en jongeren, welke boodschap zij willen geven aan beleidsmakers en wat hun dromen en wensen zijn.
Met deze bevraging wilde De Ambrassade heel wat verschillende kinderen en jongeren bereiken, waardoor we toch een divers beeld krijgen. Zo hebben kinderen en jongeren van verschillende leeftijden deelgenomen, werden kinderen en jongeren op allerlei plaatsen bevraagd en kregen ook kinderen en jongeren uit meer maatschappelijk kwetsbare posities een stem binnen dit belevingsonderzoek. Dat maakt dat dit rapport niet alleen de mening weergeeft van één specifieke groep kinderen en jongeren.
In onderstaand rapport geven we de uitspraken van de bevraagde kinderen en jongeren zo letterlijk mogelijk weer. Wanneer een interviewer het verhaal van een kind of jongere heeft genoteerd in derde persoon, werd dat in de resultaten geparafraseerd naar de eerste persoon, zodat het leest als een getuigenis. Wanneer het verhaal onvolledigheden bevatte, werd de vermoedelijke inhoud door de onderzoekers aangevuld tussen “[ ]”.
Kinderen en jongeren werden op diverse plaatsen - zoals scholen, open jeugdwerkingen, kampen, een gemeenschapsvoorziening, op straat - bevraagd
(zie ‘Hoe gebeurde de bevraging’).
Zo brachten we verhalen van jongeren uit diverse omgevingen in kaart.
In totaal deelden
528 kinderen en jongeren
hun verhaal
De bevraging richtte zich op kinderen en jongeren
van 10 tot 30 jaar.
Het ging om 27 kinderen (9 t.e.m. 12 jaar), 262 jongeren (13 t.e.m. 18 jaar) en 212 jongvolwassenen (18 t.e.m. 31 jaar). Van 27 respondenten (5%) is de leeftijd onbekend. 90% van de verhalen die ’t Is aan u! documenteerde komt dus van jongeren en jongvolwassenen. Wanneer we de leeftijd van de respondenten in detail bekijken, zien we dat we 16-, 17- en 18-jarigen het meest bereikten. Kinderen van 12 jaar en jonger en jongvolwassenen van 23 jaar en ouder, zijn het minst bereikt door ’t Is aan u!
In totaal identificeerden 208 respondenten zich als jongens of mannen (39%) en 291 als meisjes of vrouwen (55%). Van de kinderen en jongeren die deelnamen gaven 8 respondenten (2%) aan zich noch man noch vrouw te voelen. 21 van de kinderen en jongeren (4%) die hun verhaal deelden hebben geen geslacht of sekse opgegeven. De meeste verhalen uit de ’t Is aan u!-bevraging komen dus van meisjes of vrouwen.
Maar om binaire denkpatronen te doorbreken vermelden we bewust niet het geslacht van de respondent bij de citaten verderop in het rapport.
De bevraging had als doel om kinderen en jongeren over heel Vlaanderen en Brussel te bevragen. Van kinderen en jongeren uit de provincie Antwerpen werden de meeste verhalen gedocumenteerd (n=189). Een minderheid van de kinderen en jongeren die hun verhaal deelden zijn afkomstig uit Limburg (n=20). Vijf deelnemers gaven aan buiten Vlaanderen of Brussel te wonen. Van 28 deelnemende kinderen en jongeren weten we niet waar ze wonen.
Wanneer we respondenten vroegen of ze eerder landelijk dan wel stedelijk wonen, gaf de meerderheid van de kinderen en jongeren (56%) aan in stedelijk gebied te wonen. Van 7% van de deelnemende kinderen en jongeren weten we niet of ze in een landelijke dan wel stedelijke context wonen.
Dit onderdeel bespreekt uitvoerig de resultaten van de data-analyse. Zoals eerder aangehaald hanteren we daarvoor een thematische analyse. Zo gaan we dieper in op vijftien thema’s die uit de analyse zijn voortgekomen. De data worden daarbij geïllustreerd en tastbaar gemaakt door sprekende quotes van de respondenten.
Jongeren zijn graag op de hoogte van wat er in de wereld speelt
Jongeren zijn kritisch bij de inhoud van het nieuws
Sociale media zijn een bron van fake news
Breder en positiever nieuws is aantrekkelijker nieuws
Een eerste thema dat prominent naar voren komt in de verhalen van de kinderen en jongeren is ‘media en informatie’. Jongeren zijn graag op de hoogte van wat in de wereld speelt, geven ze aan. Slechts een kleine minderheid van de bevraagde kinderen en jongeren vermeldt dat het nieuws hen niet interesseert.
Uit analyse komt enerzijds naar voren dat kinderen en jongeren kritisch stilstaan bij de relevantie (inhoud) van het nieuws en anderzijds dat de vorm van het nieuws een belangrijke rol speelt in hun keuze voor nieuwskanalen.
Op inhoudelijk vlak merken verschillende jongeren op dat voornamelijk politiek nieuws de bovenhand neemt.
Daarbij halen jongeren aan dat negatief beladen berichtgeving, zoals oorlogen en crisissen, het nieuws domineert. Velen zijn zich ervan bewust dat clickbaits daarbij een grote invloed hebben. Over negatieve berichtgeving geven enkele respondenten zelfs aan dat dat bij hen deprimerende gevoelens of stress opwekt. Voor sommige van de bevraagde jongeren is dat een reden om het nieuws te mijden. Twee van de bevraagde jongeren stippen aan dat dergelijke negatieve berichtgeving hun gedrag negatief beïnvloedt. Zo zegt één jongere dat de negatieve politieke berichtgeving ervoor zorgt dat de interesse om te gaan stemmen laag is. Een andere jongere vertelt dat negatieve berichtgeving over Brussel leidt tot een negatieve indruk over de stad, waardoor die Brussel mijdt.
Een tweede bevinding wanneer het gaat over de inhoud van nieuwsberichtgeving, is dat enkele jongeren zich vragen stellen bij de betrouwbaarheid van berichtgeving. Zo komt ‘framing’ meermaals naar voren als subthema in de data. Jongeren stellen zich daarbij vragen bij de keuzes die journalisten maken, waardoor journalisten het nieuws “naar een kant kaderen”, aldus een 18-jarige. Ook onderstaande quotes illustreren die zorgen bij jongeren:
In datzelfde verband stelt een jongere zich vragen bij het eurocentrische perspectief dat het nieuws kleurt:
Wanneer het gaat over betrouwbare berichtgeving worden verder sociale media, en in het bijzonder TikTok, meermaals als bron van fake news aangehaald. Jongeren zijn zich bewust van “Influencers die zich voordoen als verspreiders van betrouwbaar nieuws, maar dit helemaal niet zijn” (16 jaar). Een jongere benoemt dan ook een nood aan controle en ondersteuning om met recente communicatiemiddelen om te gaan, en ziet daarvoor een rol weggelegd voor het onderwijs:
Bevraagde jongeren geven aan dat het nieuws hen meer zou aantrekken mocht dat een ruimer palet aan thema’s dekken (zoals cultuur) en positievere berichtgeving omvatten. Een jongere benoemt eveneens de nood aan “bredere mediarepresentatie”, al specifieert de jongere in kwestie dat niet verder dan “meer diversiteit”.
Dat duidt mogelijk op het eerder vernoemde dominante westerse perspectief dat enkele jongeren aanhalen, of een gebrek aan weerspiegeling van de (diverse) leefwereld van jongeren zelf. Wanneer het gaat over positieve berichtgeving die kinderen en jongeren wel aantrekt, komt veelal de sportberichtgeving ter sprake uit zowel klassieke als sociale media. Voor anderen focust de huidige positieve berichtgeving al te veel op eenvoudige thema’s.
De data tonen duidelijk dat kinderen en jongeren positieve berichtgeving vragen over meer complexe inhoud zoals bijvoorbeeld een probleem dat op een constructieve manier wordt aangepakt:
Op het vlak van vorm worden de bevraagde jongeren vooral aangetrokken door een aantrekkelijke lay-out, helder kleurgebruik en toegankelijke schrijfstijl.
Nieuws dat terechtkomt op sociale media lijkt daarom de voorkeur weg te dragen. Zo geven enkele bevraagde jongeren aan eerder aansluiting te vinden bij het nieuws dat gepubliceerd wordt op sociale media dan via de meer klassieke media (televisie, krant, radio etc.). In dat verband worden Instagram, TikTok, Twitter en YouTube aangehaald als mediakanalen. Concreet haalt een jongere aan dat YouTuber Acid de zaak-Sanda Dia bespreekbaar heeft gemaakt bij een jonger publiek.
Hoewel jongeren hun voorkeur uitgaat naar sociale media als nieuwsbron, maken ze eveneens de kanttekening dat ze zich bewust zijn van algoritmen die ervoor zorgen dat steeds dezelfde content opkomt, waardoor ze zich in een soort echokamer bevinden. Kinderen halen voornamelijk Karrewiet aan als nieuwsbron.
Vrije tijd ligt jongeren nauw aan het hart,
het is belangrijk voor hun mentale, sociale
en fysieke welzijn.
Vrije tijd geeft hen de mogelijkheid om vriendschappen aan te gaan en te onderhouden.
Het nieuws wordt gedomineerd door politiek nieuws en negatief beladen berichtgeving. Sommige jongeren geven aan dat ze daar stress of deprimerende gevoelens van krijgen.
Een tweede thema dat naar boven komt in de verhalen van kinderen en jongeren is vrijetijdsbesteding.
Wanneer we inzoomen op de betekenis die respondenten eraan geven blijkt dat zeer uiteenlopende invullingen te krijgen: het gaat over alle mogelijke activiteiten die niet gezien worden als ‘school’ of werk, zoals tijd doorbrengen met vrienden, familie of huisdieren, sport, jeugdbeweging, talen leren, artikelen schrijven, muziek, toneel, creatief of artistiek bezig zijn, gamen, series kijken, lezen, sociale media, verzorging en huishoudelijke taken uitvoeren.
In de analyse komt naar voren dat het thema vrije tijd hen nauw aan het hart ligt. In de verhalen van kinderen en jongeren zien we dat vrije tijd belangrijk is voor hun mentale, sociale en fysieke welzijn. Eén iemand sport om “het hoofd leeg te maken”, een ander gaat graag naar toneel want “ik kan er mezelf zijn”, nog een ander houdt ervan “met de hond te wandelen, want dat geeft veel liefde”.
Daarnaast wijzen verschillende respondenten op het feit dat hun vrijetijdsbesteding hen de mogelijkheid geeft om (nieuwe) vriendschappen aan te gaan en te onderhouden. Die ontmoetingsplek vullen ze zowel live in als digitaal met behulp van sociale media.
Enkele bevraagde jongeren en jongvolwassenen beschouwen hun vrijetijdsbesteding, en in het bijzonder het jeugdwerk, als een vorm van maatschappelijke zingeving of engagement:
In de verhalen van kinderen en jongeren over hun vrijetijdsbesteding komen echter ook verschillende noden of pijnpunten naar voren.
Een eerste belangrijke pijnpunt dat wordt aangehaald is een gebrekkig aanbod en de behoefte aan (gratis) publieke ruimte om vrije tijd door te brengen.
Sommige jongeren hebben weinig mogelijkheden in hun leefwereld om zinvolle vrije tijd te besteden, omdat er volgens hen “weinig te doen” is of omdat het aanbod niet op hun maat is. Meerdere kinderen en jongeren formuleren een wens naar (meer) publieke ruimte, zoals een voetbalplein, om vrije tijd door te brengen.
Er is met andere woorden een grote vraag naar een toegankelijk en gratis vrijetijdsaanbod op maat van de jongere. Dat kan er volgens verschillende jongeren komen door enerzijds de jongeren meer inspraak te geven in hoe de publieke ruimte wordt ingericht. Anderzijds door te investeren in volwaardige vrijetijdsbesteding voor iedere jongere, ook voor jongeren die in asielcentra of gemeenschaps-voorzieningen verblijven.
Ten tweede zien we dat verschillende kinderen en jongeren interesse tonen in het beschikbare aanbod, maar dat ze drempels ervaren om daaraan te kunnen deelnemen.
Een eerste drempel die naar voren komt is financieel:
Dat kinderen en jongeren de financiële toegankelijkheid van het vrijetijdsaanbod waarderen toont dit voorbeeld:
Een andere drempel om deel te nemen is de afstand tussen de woonplaats of school en het aanbod.
Enkele respondenten benoemen de noodzaak van een goed georganiseerd, ruim en goedkoop openbaar vervoer:
Op het vlak van toegankelijkheid zien we ook een duidelijke nood aan een inclusief vrijetijdsaanbod dat toegankelijk is voor alle kinderen en jongeren. Zo pleit een 16-jarige voor “meer voetbalteams voor meisjes en gratis”.
Er is zelfs één jongere die vertelt hoe hem afgeraden werd deel te nemen aan een cursus vanwege een beperking.
Verschillende deelnemers geven ook aan dat er binnen het vrijetijdsaanbod in organisatieverband een gebrek is aan diversiteit. Zowel kinderen en jongeren die zelf lid zijn van een jeugdorganisatie geven dat aan, als kinderen en jongeren die zich niet aangesproken voelen om zich aan te sluiten bij een vrijetijdsorganisatie. Ook jongeren en jongvolwassenen die zelf een leidinggevende functie opnemen binnen een vrijetijdsorganisatie benoemen het gebrek aan diversiteit als een pijnpunt. Die laatste groep erkent dat de organisaties waartoe ze behoren niet steeds een weerspiegeling zijn van de samenleving, maar geven tegelijk aan niet te weten hoe ze een meer divers publiek kunnen aantrekken. Zo zijn er meerdere verhalen van vrijetijdsorganisaties die willen inzetten op inclusie, maar niet weten hoe.
Dat brengt ons bij een vierde behoefte op het vlak van vrije tijd die enkele bevraagde respondenten aanhaalden: overheidsondersteuning van (vrijwillig) jeugdwerk.
Eén verhaal getuigt van een goede praktijk:
“Onze overheid biedt ons als leiders binnen de jeugdbeweging veel ondersteuning. Subsidies worden spontaan aangeboden, en ook vanuit de Jeugdraad worden ze actief betrokken bij activiteiten en acties.” (20 jaar)
In andere verhalen horen we dan weer een gebrek aan financiële overheidsondersteuning: respondenten vragen kwalitatieve en betaalbare (publieke) ruimten waar vrijetijdsorganisaties gebruik van kunnen maken. Het gaat dan bijvoorbeeld over lokalen van jeugdbewegingen die niet bruikbaar zijn of de belofte om een gebouw dat niet meer aan de veiligheidsvoorschriften voldoet te renoveren.
Andere deelnemers benoemen ook een nood aan andere vormen van ondersteuning van jeugdverenigingen zoals pedagogische ondersteuning, ondersteuning van samenwerkingen tussen jeugdverenigingen en inhoudelijke ondersteuning van de activiteiten die worden opgezet.
Verder voelen vrijwilligers dat ze soms niet genoeg worden betaald om hen te motiveren zich in te zetten voor een vrijetijdsorganisatie. Dat zorgt ervoor dat geëngageerde jongeren, die bijvoorbeeld ook instaan voor hun eigen inkomsten, de keuze moeten maken tussen een (studenten)job of zich inzetten als vrijwilligers in het jeugdwerk.
Dat kan ertoe leiden dat zij afhaken:
Kinderen en jongeren ervaren op het vlak van vrijetijdsbesteding niet alleen een conflict tussen (studenten)job en vrije tijd, maar ook tussen school en vrije tijd. Zoals verder zal blijken (zie thema Onderwijs) ervaren kinderen en jongeren een grote druk vanuit de school, waardoor ze het gevoel hebben te moeten inboeten op het vlak van vrijetijds-besteding. We horen van kinderen en jongeren dat ze zin en nood hebben aan een hobby, maar dat enkelen tegelijkertijd ervaren dat dat soms moeilijk te combineren valt met de verwachtingen vanuit het onderwijs of de noodzaak om geld te verdienen. In de afweging die ze moeten maken krijgen schooltaken of een studentenjob vaak prioriteit boven een hobby. Verschillende van de bevraagde kinderen en jongeren willen dan ook meer vrije tijd.
Publieke ruimte wordt gebruikt voor vrije tijd
Publieke ruimte moet aantrekkelijker
Publieke ruimte moet veiliger
In verschillende verhalen van kinderen en jongeren zien we dat de inrichting van publieke ruimte en publieke voorzieningen in het algemeen belangrijk zijn in hun leefwereld. Wanneer er in steden en gemeenten duidelijk wordt geïnvesteerd in aantrekkelijke pleinen en markten wordt dat als positief ervaren door jongeren.
Ook hier detecteren we in de verhalen voornamelijk noden. Een eerste duidelijke nood die eerder al vermeld werd onder het thema vrije tijd, is de nood aan aantrekkelijke publieke ruimte om vrije tijd te kunnen doorbrengen.
Kinderen en jongeren willen openbare ruimte om tot rust te komen, elkaar te ontmoeten, te spelen,
avontuur te beleven, te sporten enzovoort.
Dat zouden zij vertaald willen zien in ‘meer pleintjes’, ‘meer bankjes’ en ‘meer vuilnisbakken’. Verschillende respondenten merken de afwezigheid hiervan sterk op in hun buurt en bredere omgeving, wat erop zou kunnen wijzen dat kinderen en jongeren de publieke ruimte eerder als een ‘transitzone’ beschouwen.
Zij spreken nochtans een uitdrukkelijke vraag uit naar onder andere:
Merk hierbij op dat de nood aan bijvoorbeeld ‘voetbal-pleintjes’ en ‘basketbalpleintjes’ nauw is verweven met de vraag naar een gratis en toegankelijk vrijetijds-aanbod.
De aantrekkelijkheid van de openbare ruimte doet er ook toe. Een 16-jarige zou “alles er leuker laten uitzien.
Niet alles zo grijs en donker. Voornamelijk dan oude en vieze gebouwen”. Een andere jongere (18 jaar) maakt daarover volgende bedenking:
“Ik zou ook het loon van vuilnismannen verhogen, want dan wordt dat meer geapprecieerd als job en willen meer mensen dat doen. Dan zou het ook properder zijn. Want als ik Antwerpen station of zo de straatjes naast de grote straten in Antwerpen zie, die worden minder goed gedaan omdat die geen prioriteit zijn.”
Wanneer het over openbare ruimte gaat komt een gebrek aan veiligheid ook een aantal keer ter sprake:
Enerzijds worden onderwerpen zoals een veilige fietsinfrastructuur besproken.
Anderzijds komt straatintimidatie van meisjes en vrouwen of jongeren uit de LGBTQIA+-community naar voren als een topic wanneer het gaat over veiligheid. Jongeren pleiten voor meer controle op aanranding op drukke plekken en het (opnieuw) inzetten op straatverlichting om het gevoel van veiligheid te verhogen voor iedereen. Ook queer jongeren getuigen van een onveilig gevoel in de openbare ruimte. In de verhalen over veiligheid op straat duikt ook een link op met propere straten die bijdragen aan een gevoel van veiligheid.
Een derde thema dat opduikt, is de vraag naar meer inclusieve publieke ruimte. Een vraag naar meer openbare toiletten die ook toegankelijk zijn voor vrouwen, mensen met een beperking en ouderen, maar ook meer rolstoeltoegankelijke publieke ruimte.
Voor enkele kinderen en jongeren is de aanwezigheid en het behoud van natuur en groen belangrijk in de publieke ruimte. Ze vinden het belangrijk “ademlucht” te hebben, de natuur te beschermen (“veel grote oppervlaktes in de natuur te behouden”, “dat niemand planten plukt”) en “meer groen” te voorzien.
Groen in de openbare ruimte is voor jongeren ook gelinkt aan de aanpassingen die nodig zijn om te leven in veranderende klimatologische omstandigheden. Concreet kaart een jongere de link aan tussen de klimaatverandering en het gebrek aan aangepaste publieke inrichting:
Dat brengt ons meteen bij het volgende thema waarmee jongeren hun verhalen doorspekken: klimaat.
Er is meer nodig dan individuele acties
Klimaatvriendelijke alternatieven zijn niet toegankelijk
Klimaat staat op de politieke agenda,
maar er is te weinig concrete actie
We zien in de verhalen van kinderen en jongeren dat de klimaatopwarming en de gevolgen daarvan (extreme weerfenomenen en natuurrampen), jongeren bezighoudt. Verhalen van jongeren die het “niet zien goedkomen” en zich zorgen maken over “hoe het alleen erger wordt” en “of we onder die x aantal graden opwarming gaan blijven” nemen de bovenhand in de data.
We zien in de verhalen dat een aantal kinderen en jongeren binnen hun levensstijl bewuste keuzes maakt die positieve gevolgen kunnen hebben voor het klimaat zoals het verminderen van vleesconsumptie, een omschakeling van dierlijke naar plantaardige eiwitten, gebruik van hernieuwbare energie, afvalproductie verminderen en tweedehands winkelen. De impact van dergelijke keuzes is moeilijk te omvatten.
Zo zegt een jongere (20 jaar) dat “we kleine stappen kunnen zetten, maar op breder niveau [is het] moeilijk om grote veranderingen te zien”.
Enkele van de bevraagde jongeren merken op dat klimaatvriendelijke alternatieven vaak gepaard gaan met hogere kosten. Niet iedereen is in staat om die te dragen. Zo wil een van de respondenten gebruikmaken van duurzame materialen in het kader van diens opleiding interieurvormgeving, maar merkt die op dat veel van die materialen nog niet betaalbaar zijn. Daarom is volgens een andere jongere financiële ondersteuning vanuit de overheid nodig, want “klimaatvriendelijke oplossingen zijn keiduur, daar zou meer subsidie naartoe moeten gaan”.
Een andere respondent alludeert in dat verband ook op de onbetaalbaarheid van elektrische auto’s:
In verschillende verhalen pikken we op dat er meer nodig is dan individuele acties:
Enkele jongeren erkennen dat klimaat op de politieke agenda staat, maar blijven op hun honger zitten wanneer het gaat over concrete actie:
De thema’s die kinderen en jongeren bezighouden zijn met elkaar verweven. Ook op het vlak van klimaat zien we een verwevenheid met de inrichting van de publieke ruimte en met mobiliteit. Dat komt duidelijk naar voren in de acties die twee jongeren formuleren als we hen de vraag stellen wat ze zouden veranderen mochten ze de baas zijn van het land:
Zich zelfstandig kunnen verplaatsen
is belangrijk
Openbaar vervoer moet beter,
toegankelijker en betaalbaarder
Het aantal auto’s moet naar beneden
Binnen het thema klimaat werd al duidelijk dat mobiliteit in dat verband kinderen en jongeren bezighoudt. Enkele van de bevraagde kinderen en jongeren zien in de organisatie en invulling van mobiliteit kansen om de klimaatopwarming in te perken. Concreet zouden enkele kinderen en jongeren, zoals bovenstaand citaat illustreert, bijvoorbeeld graag het aantal auto’s zouden verminderen. We zien suggesties zoals meer speelstraten of autovrije straten. Niet elk van de respondenten koppelt dat expliciet aan het klimaat.
Daarnaast is het zich zelfstandig kunnen verplaatsen voor enkele kinderen en jongeren een belangrijk thema. Tegelijk ziet de doelgroep de mobiliteit binnen Vlaanderen en Brussel en het aanbod van openbaar vervoer als een heikel punt. Zo komen vertragingen aan bod, een te beperkt bus- en treinaanbod, een vraag naar meer zebrapaden en verschillende suggesties op het vlak van een fietsvriendelijkere wegeninfrastructuur.
Daarnaast zien we dat verschillende van de bevraagde kinderen en jongeren pleiten voor meer toegankelijk en betaalbaar openbaar vervoer. Verschillende jongeren pleiten voor gratis openbaar vervoer, al dan niet voor specifieke doelgroepen zoals “jongeren of mensen zonder werk”. Een respondent (ouder dan 30 jaar) pleit ervoor dat “iedereen gelijke toegang [krijgt] tot duurzame mobiliteit”, wat aantoont dat die jongere zowel kansen zien op het vlak van klimaat als van inclusie.
Wat dat laatste betreft, komt ook de rolstoeltoegankelijkheid van het openbaar vervoer ter sprake in de verhalen van kinderen en jongeren. Een andere jongere (18 jaar) wil dat het “openbaar vervoer meer toegankelijk [is] ook in uiteinden van het land en ook goedkoper want nu [is het openbaar vervoer] echt keiduur!”
Meer praktijkgericht leren
Onderwijs moet toegankelijker,
inclusiever en respectvoller
Jongeren maken zich zorgen over het lerarentekort
Wanneer we kinderen en jongeren bevragen over datgene wat hen bezighoudt, is ook onderwijs top of mind. Rond dat thema komen bij de bevraagde kinderen en jongeren voornamelijk zorgen naar voren. Die zorgen worden in dit onderdeel thematisch uiteengerafeld, maar hangen voor kinderen en jongeren vaak samen in één verhaal. Onderstaande getuigenissen illustreren dat:
Een eerste opvallende bevinding is dat de zorgen van kinderen en jongeren op het vlak van onderwijs gaan over de prestatiedruk die ze ervaren. Verschillende jongeren benoemen dat ze stress ervaren door het onderwijs, wat in sommige gevallen gepaard gaat met faalangst en een negatieve impact op hun mentale welzijn.
In dat verband worden ook het hoge aantal toetsen op school genoemd, de invoer van centrale toetsing en de recente invoer van de ‘harde knip’ in het hoger onderwijs, waardoor de overheid wil dat studenten sneller hun diploma behalen.*
Zoals eerder genoemd (zie thema Vrije tijd) zorgt de prestatiedruk ervoor dat vele kinderen en jongeren een conflict ervaren tussen verwachtingen van de school en hun ambities op het vlak van vrijetijdsbesteding. In de verhalen die gaan over vrije tijd zien we dat het voor kinderen en jongeren belangrijk is om zich goed te voelen, tot rust te komen of zich te ontplooien. Een van de bevraagde kinderen geeft dan ook de suggestie om meer vrijetijdsactiviteiten te organiseren binnen de schoolcontext:
De ervaren prestatiedruk hangt voor verschillende kinderen en jongeren samen met een sociaal-economisch gunstig toekomstperspectief dat een succesvolle onderwijsloopbaan biedt. Succesvol zijn op school is voor de bevraagde kinderen en jongeren vooral belangrijk om later een goede toekomst te kunnen hebben, eerder dan een proces van zelfontwikkeling.
*De knip in het hoger onderwijs die in voege gaat met het studievoortgangsdecreet, brengt met zich mee dat studenten in de eerste twee jaar van hun opleiding moeten slagen voor hun eerstejaarsvakken (zie Vlaams Parlement (2022) Ontwerp van decreet over de instroom en het optimaliseren van de studie-efficiëntie in het hoger onderwijs en overige organisatorische aspecten van het hoger onderwijs. https://www.vlaamsparlement.be/nl/parlementaire-documenten/parlementaire-initiatieven/1645446)
Kinderen en jongeren spreken daarnaast een nood uit om praktische vaardigheden aangeleerd te krijgen op school. Zo zouden zij het relevant vinden om over belastingen te leren, om goed voorbereid te zijn op hun toekomst.
Een tweede zorg die kinderen en jongeren aanhalen zijn hoge onderwijskosten die ze ervaren. Het citaat aan het begin van dit thema illustreert dat bijvoorbeeld.
Ten derde zien we dat het lerarentekort en de jobvoorwaarden voor leraren, kinderen en jongeren zorgen baren.
Enkele respondenten stellen zich daarbij vragen bij keuzes die worden gemaakt op beleidsniveau. Ze zien bijvoorbeeld potentieel in het toelaten van een hoofddoek op school en het aantrekken van een diversere lerarenpopulatie.
Een vierde bekommernis die opduikt bij kinderen en jongeren heeft betrekking op de garantie van een veilige en respectvolle leer- en schoolomgeving. Enkele kinderen en jongeren geven te kennen dat ze graag gemotiveerd of aangemoedigd willen worden door sleutelfiguren als een leerkracht. Sommige respondenten geven aan zich niet altijd even goed te voelen in het klaslokaal door een slechte band met de leerkracht die een neerbuigende toon gebruikt, racistische taal hanteert of een demotiverende houding aanneemt. Zo getuigen respondenten over racistische incidenten op school in relatie met de leerkrachten.
Jongeren pleiten in dat verband ook voor meer religieuze tolerantie in de onderwijscontext en daarbuiten, zowel als het gaat over leerlingen als over leerkrachten. Concreet wordt het verbod op levensbeschouwelijke kentekens als negatief ervaren: “Recht op school dat kinderen vrij godsdienstige tekens mogen dragen bv. hijab of kruisje”. Bovendien stellen sommige respondenten ook andere vestimentaire voorschriften ter discussie. Enkele jongeren willen dat croptops en abaja’s* worden toegelaten op school. Kinderen en jongeren willen met andere woorden graag bepaalde schoolregels veranderen zodat ze meer zichzelf kunnen zijn.
* Croptop: een bovenstuk dat een deel van de buik ontbloot.
Abaya: een lang kleed met lange mouwen.
In de antwoorden van kinderen en jongeren op de vraag wat ze zouden veranderen mochten ze de baas zijn van hun land komt meer inclusief onderwijs duidelijk naar voren als topic:
Er is heel veel discriminatie in onze samenleving
In het politiek debat worden vooral de extremen belicht, dat polariseert
Jongeren maken zich zorgen over het lerarentekort
In verschillende verhalen van kinderen en jongeren lezen we dat ze het gevoel hebben beoordeeld te worden, dat ze niet volwaardig geaccepteerd worden en zelfs gediscrimineerd worden vanwege een stuk van hun identiteit.
Zo zagen we binnen het thema onderwijs dat een jongere getuigt van een racistische uitspraak door een leerkracht en dat enkele kinderen en jongeren het gevoel hebben niet te mogen zijn wie ze zijn door het verbod op religieuze tekens of kledingvoorschriften op sommige scholen.
Ook deze citaten getuigen van soortgelijke ervaringen in de bredere samenleving:
Een onderwerp dat ook voorkomt is etnische profilering* door de politie, waarbij jongeren aangeven dat zij op basis van afkomst proportioneel vaker worden tegengehouden door de politie:
Het zit die laatstgenoemde respondent eveneens dwars dat “de politie je verleden er altijd bij blijft halen en je daarom onrechtvaardig behandelt en lastigvalt.” Respondenten bevelen daarom aan om “politie meer opleiding te geven zodat ze met jongeren kunnen omgaan” (18 jaar). Andere jongeren stellen eensluidend dat de politie gestimuleerd moet worden om “dichter bij jongeren te staan” (16 jaar) en vragen dat de politie een “extra opleiding volgt over hoe ze moeten omgaan met mensen, want dat is nu veel te weinig” (26 jaar). Mocht een andere jongere (16 jaar) de baas zijn van het land, zou die inzetten op een politie die “kalm moet zijn” of zelfs op “minder politie”.
* “Wanneer de politie je stopt vanwege je uiterlijk en niet om wat je hebt gedaan, is er sprake van etnisch profileren. Stereotypen of veronderstellingen over je etniciteit, huidskleur, nationaliteit of religie zijn dan de aanleiding om je te stoppen, te controleren, te fouilleren of aan te houden, in plaats van je individuele gedrag of een objectief bewijs van je schuld.” (Amnesty International (n.d.) Etnisch profileren. https://www.amnesty-international.be/etnischprofileren).
Zoals ook al in de thema’s onderwijs, mobiliteit en vrije tijd aan bod kwam, pleiten verschillende kinderen en jongeren voor een samenleving die inclusiever en kansrijker is. Op de vraag wat kinderen en jongeren zouden veranderen mochten ze de baas zijn van het land lezen we dat heel wat kinderen en jongeren vinden dat mensen op basis van bepaalde kenmerken zoals etniciteit, seksualiteit, religie, gender, sociaal-economische situatie, verblijfssituatie, leeftijd, fysieke en/of mentale beperkingen … worden gediscrimineerd en achtergesteld.
Die bezorgdheden uiten zich in uiteenlopende aanbevelingen met als voornaamste doel “gelijkheid voor iedereen” (19 jaar). In die context merken verschillende respondenten het volgende op:
De samenleving is prestatiegericht en dat zorgt voor stress
Jongeren willen snel en makkelijke toegang tot mentale hulp
Vrije tijd heeft een positieve impact op je mentaal welzijn
Het eerdergenoemde thema ‘racisme en discriminatie’ brengt ons naadloos bij het thema mentaal welzijn. Zo geven enkele jongeren aan dat de impact van sociale uitsluiting niet mag worden onderschat:
Het mentale welzijn van jongeren is daarbij veelal verweven met andere thema’s. Wanneer jongeren vertellen over hun hobby’s of wat ze graag doen in hun vrije tijd, benoemen ze een positief verband met hun mentale welzijn:
Zoals het bovenstaande citaat van een 16-jarige jongere echter illustreert staat het mentale welzijn van jongeren ook onder druk. Voor verschillende van de bevraagde jongeren is stress iets waar ze geregeld mee te maken krijgen. Een voorname reden van stress die naar voren komt bij de analyse is de prestatiegerichte cultuur waarin jongeren naar eigen zeggen leven:
Een andere 28-jarige jongere resoneert eveneens hoe we in een samenleving leven waar alles steeds sneller moet gaan:
Uit de verhalen van kinderen en jongeren blijkt dat enkelen actief bezig zijn met hun mentale welzijn en met “werken aan zichzelf”. Zo getuigt een jongere
(14 jaar) enkele jaren geleden een beroep te hebben gedaan op een psycholoog om de scheiding van diens ouders te verwerken. Een 11-jarige jongere is “ook al naar therapie geweest omdat ik gepest werd op school”. Een andere jongere getuigt hoe een dagboek helpt om zaken te verwerken:
Toch blijft mentale gezondheid van kinderen en jongeren iets om blijvend op in te zetten. Acties die hierrond genomen moeten worden situeren zich volgens jongeren op verschillende fronten: mentale gezondheid (nog meer) bespreekbaar maken, mentale gezondheidszorg toegankelijker maken, en aandacht voor de relatie tussen onderwijs en mentaal welzijn:
Sterke en warme familiebanden
zijn belangrijk
Onderwijs moet toegankelijker,
inclusiever en respectvoller
Jongeren maken zich zorgen over het lerarentekort
In verschillende van de verhalen van kinderen en jongeren komt het belang van familierelaties naar voren. Uit de verhalen leiden we af dat een positieve relatie met ouders, broers en zussen en andere familieleden, belangrijk voor hen is. Opvallend is dat verschillende kinderen en jongeren praten over broers en zussen. Ze geven te kennen dat ze veel tijd spenderen met broers en zussen. Sommigen maken zich wel eens zorgen over hun broer of zus, bijvoorbeeld als die ziek is of gepest wordt. Over het algemeen brengen kinderen en jongeren graag quality time door met familieleden.
Bij kinderen en jongeren voor wie dat geen evidentie is, horen we een onderliggende nood aan een veilige en vertrouwde (thuis)haven. Zo geven enkele van de bevraagde kinderen en jongeren aan dat ze liever een goede band zouden hebben met hun ouders, maar dat omstandigheden dat niet mogelijk maken. Bij jongeren die geplaatst werden door de jeugdrechter horen we dat enkelen aan een herstel willen werken met dichte familieleden. De een voelt afstand, de ander ervaart steun, en nog een ander mist broer of zus. Jongeren op de vlucht ervaren een groot gemis van familieleden die ze hebben verloren of moeten achterlaten. Verenigd worden met familie behoort tot hun dromen. We merken ook op dat zij proberen te bouwen aan een zogenoemde gekozen familie van vrienden, medeleerlingen en begeleiders om zo tot een eigen begrip van familie te kunnen komen.
Een thema dat kinderen en jongeren ook bezighoudt is de zorg voor vluchtelingen en internationale solidariteit. Enerzijds zouden verschillende kinderen en jongeren inzetten op hulp voor mensen op de vlucht:
Jonge asielzoekers verdienen betere ondersteuning
Meer solidariteit met landen in oorlog
en conflict
Een van de bevraagde jongeren geeft anderzijds ook aan in internationale solidariteit een oplossing te zien voor minder mensen op de vlucht: “Door te investeren in regio's waar heel wat vluchtelingen vandaag komen, waardoor het daar veiliger kan” (17 jaar). In dat verband zijn er enkele jongeren die dat concretiseren en oproepen tot meer hulp en solidariteit voor landen die te kampen hebben met oorlogen, geweld en/of crisissen: “Ik zou ook meer op gelijkheid inzetten, extra hulp op wereldvlak, bijvoorbeeld in Syrië of in Irak” (18 jaar). “Hulp sturen naar Palestina, Syrië en Afghanistan”, aldus een andere bevraagde (17 jaar).
Jongeren maken zich zorgen over
stijgende prijzen
Het valt op hoeveel mensen er op straat moeten slapen
Het valt op hoeveel mensen er op straat moeten slapen
Het thema armoede werd al aangeraakt in eerdere thema’s, in het bijzonder gaat het dan over kinderen en jongeren die aangeven dat ze behoefte hebben aan, of pleiten voor:
Naast de verhalen beschreven in bovenstaande thema’s, zien we ook in andere verhalen dat jongeren financiële drempels ervaren en zich zorgen maken over stijgende prijzen. Wanneer we vragen aan jongeren wat hen bezighoudt in het dagelijkse leven refereren verschillende jongeren naar financiële zorgen:
Daarnaast zien we bij de vraag wat ze zouden veranderen mochten ze de baas zijn van het land, dat armoede een thema is dat hen beroert:
Een respondent ziet dat als een falen van de samenleving: “Is het mijn verantwoordelijkheid dat onze maatschappij faalt en gewoon wegkijkt?” (18 jaar). Voor meerdere kinderen en jongeren is basisvoorzieningen aanbieden aan mensen in armoede een oplossing. Bijvoorbeeld huisvesting, voeding en elektriciteit of zelfs voorzieningen zoals water, wc’s en menstruatieproducten gratis maken voor iedereen.
Enkele respondenten zouden inzetten op een hervorming van de belastingen, ten voordele van arme mensen in de samenleving:
“België is een sociaal land, wat goed kan zijn. Belastingen zijn nu 50%. Mensen zouden van uit het buitenland hier meer investeren als de belastingen zouden verminderen. Er moeten ook meer mensen werken. Nu willen ze niet door hoge belastingen, ze maken zo de balans. De armen moeten minder belast worden. Er moet voor de armsten een bepaalde limiet zijn van hoeveel ze belast mogen worden. De rijksten moeten meer belast worden dan de armen, maar niet zó veel. Als mensen zoveel belastingen moeten betalen is dit niet goed voor de economie. Mijn vrienden zouden hun geld eerder elders investeren dan in België.”
Volgens een respondent is er een andere maatschappelijke kijk nodig op armoede, waarbij armoede niet langer wordt genormaliseerd, maar als een onrecht wordt beschouwd:
“Zorgen dat armoede geen taboe meer is, veel meer op inzetten uit scholen, onderwijs. Maar ook ervoor zorgen dat gehele maatschappij andere kijk krijgt op armoede en dat ziet als onrecht en er ook echt zo gehandeld wordt. Politiek maar ook alle andere niveaus echt. Armoede moet als abnormaal gezien worden en [waardoor dit] mensen dwingt om dingen te doen zoals een overval. [Dit] zorgt [ervoor] dat mensen dingen doen als overlevingsstrategie. Mensen moeten eigenaarschap houden. Maar geef iedereen wel de bril om daarnaar te kijken. Ik blijf hier kritisch in; gaat hier nu echt iets mee gebeuren of veranderen? Een netwerk tegen armoede zou niet mogen bestaan maar goed dat het er wel is.”
Heel veel studenten moeten een job doen om hun studies te betalen
Er is hoge werkdruk
Jongeren willen dat een job combineerbaar is met vrije tijd
(Studenten)werk blijft ook niet onbesproken onder de respondenten. Vele jongeren willen graag een droomjob uitoefenen en fantaseren daar graag over. Ook een drang naar autonomie speelt een rol wanneer ze vertellen over werk:
In de data duiken ook enkele zorgen op over werk. Die kwamen al eerder aan bod bij het thema vrije tijd en onderwijs, waarbij verschillende jongeren de noodzaak voelen om te gaan werken om studies te kunnen betalen of een conflict ervaren tussen werk en vrije tijd, waardoor in de meeste gevallen de vrijetijdsbesteding erbij inboet.
We horen een vraag naar “minder werkloosheid”, waarbij een jongere dat ook koppelt aan de hoge pensioenleeftijd. Een andere jongere maakt zich zorgen over een te beperkt aantal jobs voor jongeren: “Zij zouden een job zoeken en er geen vinden, waardoor de jongeren in de plaats 'gewoon hangen'”. Daarom zou de jongere iets doen aan “de tewerkstellingsgraad van buitenlanders” en “een gebouw construeren waarin uitsluitend jobs voor jongeren aangeboden worden” (17 jaar).
We horen een jongere (26 jaar) die droomt over een
“30 urenweek”, een andere jongere die verwijst naar studies die “bewijzen dat 8 uur lang werken niet werkt [en] kortere werktijd productiever [is]” (20 jaar). Een andere jongere stelt zich vragen bij “ons werkritme en of dit wel sustainable is naar de toekomst toe en de nieuwe generatie. Er moet een verandering komen” (25 jaar). Gelinkt aan de problematiek van werkbaar werk getuigt ook een student verpleegkunde over werken in de zorg:
Politiek heeft een negatieve bijklank
Er is veel interesse voor internationale
politiek, met thema’s zoals migratie
en klimaat
Jongeren voelen zich niet gehoord door politiek en willen meer participeren
Politiek houdt kinderen en jongeren bezig. Wanneer ze vertellen over politiek heeft dat eerder een negatieve bijklank. Er zijn maar enkelen die positief over een (lokaal) bestuur spreken. Een jongere heeft het over politici die niet tot een compromis kunnen komen en noemt het “een puinhoop”:
Een andere jongere (17 jaar) ervaart die negatieve connotatie ook in de omgeving: “Mensen hebben een slechte kijk op de politiek. Ze zien de politiek als de oorzaak van alle problemen en ze zijn onoplosbaar”. Ook horen we dat er onvoldoende tot actie wordt overgegaan en er “te veel praatjes” worden gemaakt.
Enkele jongeren stellen zich vragen bij de politieke organisatie van België. Wanneer ze zelf baas zouden zijn van het land zouden ze dat als volgt aanpakken:
Wanneer het gaat over de rol die jongeren kunnen spelen in de politiek, duiken verschillende stemmen op. We pikken in de data op dat er een gevoel leeft dat de stem van jongeren niet wordt gehoord:
Ook het debat over stemrecht en/of -plicht vanaf 16 jaar wordt een aantal keer aangehaald door respondenten. Daarover zijn de meningen verdeeld. Enerzijds vindt een respondent (18 jaar) het “gevaarlijk” om 16-jarigen te laten stemmen omdat “heel veel van hen niet veel weten en niet weten op wie ze moeten stemmen”. Anderzijds klinken er stemmen om het stemrecht wel degelijk te verlagen naar 16 jaar.
Een hogere betrokkenheid van jongeren bij de politiek zou volgens een andere jongere ondersteund moeten worden vanuit het onderwijs:
Opvallend is ook dat verschillende jongeren nadenken over internationale politiek, ofwel vanuit interesse ofwel omdat die voor hen ook mee hun leefwereld bepaalt, zoals bijvoorbeeld jongeren op de vlucht die de politieke situatie in hun land van herkomst nauwgezet volgen.
Participatie is niet enkel een topic binnen de politiek in brede zin. We vinden dit topic ook terug binnen de jeugdzorg en jeugdhulp. In veel van de verhalen van de jongeren die we spraken in gemeenschapsinstellingen zien we dat verschillende van de bovengenoemde thema’s terugkomen: kwaliteitsvolle vrije tijd, mentaal welzijn, onderwijs en ongelijke kansen of discriminatie. Ze zitten met veel dezelfde uitdagingen als andere jongeren. Maar sommigen hadden het ook specifiek over het onbegrip naar voor dat ze soms ervaren als bewoners. Het gevoel dat dagelijkse taken en procedures geregeld prioriteit lijken te hebben op hun emotionele welzijn. Dat er sprake is van een groot machtsverschil, zowel fysiek als mentaal, dat spanning kan opleveren.
Sommige jongeren die wonen in een voorziening spraken over hun toekomst en de noden die ze hierin hebben. Enkele concrete voorbeelden zijn: het samen plaatsen van broers en zussen in de jeugdzorg om familiebanden te behouden, meer financiële middelen en faciliteiten, zodat jongeren zich minder opgesloten voelen, verbeteringen in hun dagelijks leven en meer diverse studiemogelijkheden, de duur van de trajecten in jeugdvoorzieningen verkorten, geen fysiek geweld meer, het afschaffen van isolatie en het introduceren van alternatieve sancties, … Strengheid wordt in twijfel getrokken, en jongeren willen meer vrijheid, bijvoorbeeld in vroege vrijheden of vrijetijdsbesteding. Een respondent kaart in dit verband aan dat er geen mogelijkheid meer is voor “kickboks en fitness” (17 jaar). Een andere jongere maakt dan weer de link met hoe de ruimte in de voorziening wordt ingevuld:
Ze ervaren dat ze niet dezelfde kansen krijgt als jongeren die niet in een voorziening wonen. Jongeren hopen op betere kansen als ze 18 jaar worden. Sommige jongeren voelen zich ook geïsoleerd en afgesloten van de buitenwereld.
Over het algemeen lijken de jongeren te pleiten voor een meer mensgerichte benadering in de jeugdvoorzieningen, met aandacht voor hun individuele behoeften en rechten, en een focus op preventie en rehabilitatie in plaats van straffen of isolatie. Ze benadrukken ook de noodzaak van betere omstandigheden en kansen binnen jeugdvoorzieningen.
Deze noden zijn zeker belangrijk op zichzelf, maar spreken nog meer over een gevoel van niet gehoord worden, een lak aan participatie. Dit is geen eenzijdig verhaal natuurlijk, want de voorzieningen werken zelf heel sterk rond inspraak en participatie. Het is een probleem dat ze zelf erkennen – vanuit die insteek hebben ze ons ook uitgenodigd in hun werkingen. Net als de politieke participatie is het zoeken naar vormen die voor iedereen werken: hoe kan er een gelijke grond gevonden worden tussen de jongeren en de organisatie waar ze samen aan een betere toekomst kunnen werken? Jammer genoeg een vraag zonder eenduidig antwoord, maar wel een om steeds aandachtig voor te zijn.
Het proces van Sanda Dia heeft een gevoel van onrechtvaardigheid teweeggebracht
Jongeren vinden dat er meer wetgeving
moet komen rond grensoverschrijdend gedrag
Er moet meer dialoog komen over het legaliseren van cannabis
Ook justitie komt naar voren in de verhalen en dromen van jongeren. Hier duiken uiteenlopende stemmen op.
Een aantal jongeren ziet duidelijk nog groeimarge voor “meer eerlijke en rechtvaardige regels” en voor hiaten binnen het rechtssysteem. In eerste instantie wordt de zaak Sanda Dia meermaals aangehaald door jongeren, waarbij de aanpak van die rechtszaak op veel onbegrip stuit. Verschillende jongeren zouden, mochten ze de baas zijn van het land, ook inzetten op een eerlijkere wetgeving op het vlak van (seksueel) grens-overschrijdend gedrag, in de meest brede zin van het woord.
Eén jongere zou inzetten op een “beter werkend rechtssysteem, zwaardere straffen voor verkrachters, aanranders, pedocriminaliteit. Geen uitzonderingen, voor de elite” (15 jaar). Een andere jongere voert een pleidooi over regels rond strafmaat en -uitvoering:
Respondenten kaarten ook de thematiek rond drugs(wetgeving) aan. Zo is er een respondent die vindt dat er “minder drugs op straat zou moeten zijn”. Enkele jongeren pleiten voor een legalisering van cannabis.
Een bevraagde jongere (16 jaar) is er in dat opzicht van overtuigd dat er “minder drugsgeweld en misbruik” zou zijn. Een andere jongere benadrukt dat legalisering alleen betrekking zou moeten hebben op cannabis, niet op andere drugs “want die maken je echt fucked up” (18 jaar).
Jongeren roepen op tot meer open communicatie
Er is veel polarisatie, onder andere door sociale media en politiek
We moeten meer gevoel van verbondenheid creëren om samen aan de toekomst
te bouwen
Op de vraag wat kinderen en jongeren zouden veranderen mochten ze de baas zijn van het land komt tot slot een duidelijke wens naar voren naar meer verbondenheid en verdraagzaamheid. Dat raakt aan verschillende van de eerder besproken thema’s zoals onderstaande citaten getuigen:
Enkele kinderen en jongeren linken dat aan meer kwaliteitsvolle communicatie tussen en onder mensen:
Andere jongeren wensen meer verbondenheid tussen verschillende groepen mensen:
Ook wordt in dat verband meermaals een toenemende polarisatie genoemd, wat volgens onderstaande jongere in de hand wordt gewerkt door de nieuwsberichtgeving en politieke strategieën. Hierin lezen we dan ook echo’s van eerdere bevindingen onder de thema’s ‘media en informatie’ en politiek:
Tegelijk valt op dat heel veel jongeren ook begrip en inzicht hebben in de complexiteit van vraagstukken en de achterliggende polarisatie. Als we het hebben over de negativiteit en sensatie in nieuws, zeggen jongeren ook dat ze snappen dat kranten, TV, … ook moeten verkopen, dus dat hier een groter probleem achter zit. Velen steken het feit dat er zo weinig leerkrachten zijn ook niet op de leerkrachten zelf, maar op het structureel probleem erachter. Als ze spreken over politici die nooit tot een akkoord lijken te komen en spelletjes spelen, erkennen ze ook wel dat compromissen sluiten geen makkelijke job is. Kinderen en jongeren begrijpen de mechanismen hiervan vaak goed, maar ze gaan niet akkoord met hoe ermee wordt omgegaan en vragen om in te zetten op meer verbondenheid en kwaliteitsvolle dialoog en communicatie.
Over het algemeen valt op dat de bevraagde kinderen en jongeren betrokken zijn en zich bewust zijn van maatschappelijke kwesties en complexe uitdagingen.
’t Is aan u! deed een bevraging waarin we een diverse groep kinderen en jongeren uit de leeftijdsgroep van
10 tot 30 jaar vroegen wat hen bezighoudt.
Kinderen en jongeren deelden verhalen over hun dagelijkse leven, vertelden hoe ze naar de wereld kijken en formuleerden wensen en dromen van over hoe ze hun leefomgeving en ruimere leefwereld zouden veranderen.
Op basis van de interviewdata werd een thematische analyse uitgevoerd. Vijftien thema’s kwamen naar voren, waarvan we de algemene conclusies hieronder bespreken.
Over vele thema’s uiten jongeren een verlangen naar verandering en verbetering, zoals op het vlak van onderwijs, sociale rechtvaardigheid, klimaat en meer. Velen onder hen uiten duidelijk een wens naar een rechtvaardigere en inclusievere samenleving, en willen ook zelf bijdragen aan positieve verandering.
Hier zien we dat jongeren een gevarieerder en positiever nieuwsaanbod vragen, zonder aan complexiteit te moeten inboeten. Hun voorkeur gaat uit naar nieuws via sociale media met aantrekkelijke visuele elementen en een toegankelijke schrijfstijl. Enkele jongeren formuleren een vraag naar meer diversiteit in de berichtgeving (ruimer dan politiek, oorlog en crisissen). Jongeren pleiten ook voor meer aandacht voor de oorzaak van een (complex) probleem, in plaats van louter te focussen op de probleemstelling zelf. In dat verband treedt voornamelijk de nood aan berichtgeving over het klimaat op een constructieve en alomvattende manier op de voorgrond.
Jongeren ervaren daarbij een conflict tussen vrije tijd enerzijds en school of de noodzaak om te gaan werken anderzijds. Ze geven (of hun familie) eerder prioriteit aan school of werk, hoewel die twee eerder gerelateerd zijn aan prestatiedruk of financiële stress. Verschillende kinderen en jongeren uiten de vraag naar een gevarieerder vrijetijdsaanbod, dat financieel toegankelijk en inclusief is. Daarbij roepen ze ook op tot meer steun van de overheid voor (vrijwillig) jeugdwerk en tot toegankelijke, veilige openbare ruimtes. Voor verschillenden onder hen is vergroening van de openbare ruimte belangrijk. Dat linken ze enerzijds aan hun eigen behoeften. Anderzijds speelt klimaat(verandering) een rol: zo zien kinderen en jongeren een groenere ruimte als noodzaak bij extremere weeromstandigheden. Aan de andere kant geven respondenten aan dat vergroening volgens hen ook een positieve impact heeft op het huidige klimaat.
Over het algemeen tonen de verhalen van jongeren een begrip van de urgentie van klimaatverandering en een bereidheid om actie te ondernemen. Ze beseffen wel dat individuele acties onvoldoende zijn en moeten ingebed zijn in systemische veranderingen om de uitdagingen van klimaatverandering aan te pakken. Mobiliteit is voor kinderen en jongeren een cruciaal aspect binnen de klimaatkwestie, maar heeft daarnaast een grote invloed op de toegankelijkheid van hun leefomgeving. Ze uiten een duidelijke behoefte aan verbeteringen binnen het huidige mobiliteitssysteem om zowel milieu- als sociale doelstellingen te bereiken. Zo pleiten meerdere kinderen en jongeren voor gratis openbaar vervoer en een ruimer aanbod aan bussen en treinen om hen van A naar B te brengen. Ook autoloze zondag en speelstraten kunnen op steun van de respondenten rekenen.
Het lerarentekort komt ook enkele malen ter sprake. Vele jongeren getuigen bovendien van schoolomgevingen die onvoldoende inclusief zijn op verschillende vlakken van diversiteit. In die context geven verschillende jongeren aan dat ze naar school willen aangekleed zoals zij willen, van croptops tot abaja’s. Het verbod op levensbeschouwelijke tekens in middelbare scholen leeft eveneens onder de respondenten. Wanneer we de verhalen samen nemen zien we dat kinderen en jongeren kwalitatief onderwijs willen met een positievere leer- en leefomgeving en leraren die gemotiveerd zijn in een werkbare context. Verder zien we dat jongeren prestatiedruk ervaren in de samenleving die voor hen het meest tot uiting komt in de onderwijscontext. Vooral de job die samenhangt met een succesvolle onderwijsloopbaan lijkt hen te motiveren, eerder dan het proces van zelfontplooiing. De respondenten denken aan hun toekomst, maar wensen niet te moeten inboeten op vrije tijd en/of hun mentale welzijn.
Ze uiten hun bezorgdheid over financiële druk, werkloosheid en werkomstandigheden. Verschillenden uiten een wens om de arbeidscultuur te veranderen om zo werk menselijker en duurzamer te maken. Sommige jongeren zijn overtuigd van de positieve impact van bijvoorbeeld een 30-urige werkweek en maken de link met productiviteitswerk.
Veel van bovengenoemde thema’s komen vaak samen aan bod in de verhalen van kinderen en jongeren. Verschillende thema’s spelen op elkaar in en staan in verband met elkaar.
Onderstaand citaat illustreert dat:
Mentaal welzijn is verder een cruciaal onderwerp voor kinderen en jongeren. Ze uiten een behoefte aan maatregelen om hun welzijn te ondersteunen, stress te verminderen en toegang tot passende ondersteuning te bieden. Mentale gezondheid bespreekbaar maken en een toegankelijkere zorgverlening zijn hier belangrijke stappen. In het bijzonder voor de jeugdzorg pleiten respondenten voor een meer mensgerichte en empathische benadering. Ze vragen aandacht voor individuele behoeften en rechten van jongeren die geplaatst zijn en vragen een alternatieve aanpak, zoals preventie en rehabilitatie, voor straffen of isolatie. De nood om de omstandigheden binnen gemeenschapsvoorzieningen te verbeteren en jongeren die geplaatst zijn gelijke kansen te bieden, drijft naar boven in de verhalen van kinderen en jongeren.
Daarnaast zien we in verschillende verhalen van kinderen en jongeren dat ze een groot belang hechten aan warme relaties, zowel met vrienden, als familie, als (meer) romantische relaties. Positieve familiebanden zijn belangrijk voor hen en voor hun welzijn. Bijgevolg heeft de afwezigheid van dergelijke familiebanden een impact op hen. Dat weerklinkt in het bijzonder in de verhalen van jongeren op de vlucht en in de jeugdzorg
De verhalen van kinderen en jongeren tonen dat armoede nog steeds een realiteit is en het verkrijgen van een regulier verblijf geen evidentie. Verschillende respondenten ervaren zelf financiële ongelijkheden en maken zich zorgen om de toekomst. Over het algemeen zijn jongeren begaan met het lot van mensen in armoede, mensen zonder woonplaats en mensen op de vlucht. Ook op dat vlak dromen kinderen en jongeren van een rechtvaardigere en solidairdere wereld. Kinderen en jongeren vragen beleidsmaatregelen die financiële ongelijkheid verminderen en de toegang tot basisbehoeften zoals voeding en huisvesting waarborgen, en structurele hervormingen van bijvoorbeeld de belastingen, waardoor de zwaksten in de samenleving niet het onderspit delven.
Wanneer het gaat over politiek en justitie zijn jongeren kritisch. In het algemeen wensen kinderen en jongeren veranderingen in de politieke structuur, een eerlijker en transparanter rechtssysteem en een meer actiegerichte politiek. We horen wel meermaals een roep om meer inspraak, al variëren hun opvattingen over stemrecht voor 16-jarigen. Het debat over drugs weerspiegelt de diverse opvattingen binnen de bevraagde groep jongeren, waarbij sommigen strengere maatregelen willen en anderen pleiten voor meer openheid.
De verhalen van kinderen en jongeren benadrukken de aanhoudende uitdaging en noodzaak om te werken aan een gelijkere, respectvollere en rechtvaardigere samenleving. Verschillende kinderen en jongeren getuigen van voorbeelden van racisme en discriminatie op basis van verschillende identiteitskenmerken, zowel op straat als op school. In dat verband komt etnische profilering door de politie ter sprake, waarbij volgens respondenten een hervorming van de politie(opleiding) zich opdringt. De roep om een blijvende strijd tegen racisme en discriminatie weerklinkt luid bij de respondenten.
Tot slot uiten kinderen en jongeren de behoefte aan verbondenheid en verdraagzaamheid in de samenleving. Ze zijn bezorgd over de toenemende polarisatie en willen actie zien om begrip en respect te bevorderen.
Van lege brooddozen tot te duur openbaar vervoer: de respondenten van ’t Is aan u! hebben hun leefwereld beschreven, problemen erin vastgesteld en ideeën over hun ideale samenleving geformuleerd.
Dan rest ons alleen nog: ’t Is aan u!
In de loop van de bevraging kregen we op verschillende momenten feedback van onze vrijwillige bevragers. Over de structuur van de bevraging, de vragen zelf en de context van de verschillende momenten waarop we langsgingen. We halen hieronder kort de voornaamste punten aan, omdat we het belangrijk vinden om ook dat mee te geven.
Allereerst is dit geen wetenschappelijk representatief onderzoek. Zoals we hebben beschreven was dat nooit de bedoeling en staan kwalitatieve verhalen centraal. Het was een bewuste keuze. Maar dat wil ook zeggen dat we maar beperkte conclusies kunnen trekken in relatie tot de verschillende demografische indicatoren.
Ten tweede viel op hoe belangrijk de context was waarin we bevragingen deden. Gingen we langs op een vrij inloopmoment, een concrete activiteit, een lesuur, een markt van een jeugdactiviteit, een rustmoment of een lunchpauze? De context zorgde telkens voor een verschil in veiligheidsgevoel, ruimtegevoel, rust, geluid en dat alles bepaalt uiteraard mee de manier waarop je bevraagt, tijd neemt voor elke vraag en diepgaande bijvragen stelt of sneller verder gaat. Of er veel mensen aanwezig zijn, of mensen het druk hebben of gehaast zijn, of mensen in kleine groepjes aanwezig zijn of niemand kennen ... Dat heeft allemaal een grote impact op de manier waarop de verhalen afgenomen werden.
Daarnaast vielen ons wat dingen op rond de vragen zelf. De eerste vraag waarbij we iedereen hun eerste vraag lieten kiezen, zorgde voor veel verraste reacties. Bevraagden vonden het enerzijds vaak waardevol dat ze zelf mochten kiezen en ervoeren eigenaarschap. Anderzijds zorgde dat kiezen ook voor een drempel: bevraagden gaven aan dat ze het een moeilijke keuze vonden, of haakten af omdat de structuur daardoor minder duidelijk werd. Op twee momenten kozen we om de vraag collectief te stellen – maar wel individueel te antwoorden. Dan kozen de participanten ook zelf geen vraag, maar kozen wij zelf.
De vraag naar een titel van een verhaal was voor veel bevraagden zeer uitdagend. Die vraag was soms een drempel voor bevraagden als ze niet meteen een antwoord wisten, en voor bevragers om te weten wat ze hieruit moesten halen. Bevragers én bevraagden gaven wel aan dat ze er meerwaarde in zagen – vaak gaf de titel meer kleur aan een verhaal en vatte het de essentie van een gevoel bij dat verhaal of een ervaring goed samen. Het gaf ook de optie om een zwaar verhaal soms luchtig af te ronden.
De vraag naar verder contact, hoe iemand op de hoogte wilde blijven, werd ook zeer verschillend onthaald. In contexten waar het snel moest gaan, was het zeker niet altijd even evident om na het verzamelen van een verhaal contactgegevens te vragen, ook al was dat zeer vrijblijvend geformuleerd. Na een zwaar verhaal of in een kwetsbare context, werd het soms ervaren als een inbreuk op de persoonlijke leefwereld en besloot de bevrager de vraag niet te stellen. De laatste stap om het meegeefkaartje goed uit te leggen werd dan als alternatief ingezet, omdat de bevraagden ons zo ook kunnen opzoeken en informatie kunnen opvragen.
Bij het vragen naar persoonsgegevens zat de uitdaging in de vraag naar gender – meer dan we verwacht hadden. We hadden die heel vrijblijvend geformuleerd, hoewel we zelf al merkten bij het opstellen hoe we beperkt werden door de online tool. Daarin kon je alleen een bolletje aanduiden omdat het anders technisch te complex werd. Het werd duidelijk dat het een zeer persoonlijke vraag kan zijn om iemands gender te vragen. Bevragers toonden daarom soms ook hun smartphone of gaven die door zodat de bevraagde er zelf een antwoord kon invullen – enerzijds om mensen niet te schofferen, anderzijds om mensen ook veel meer de vrijheid te laten.
Tenslotte registreerden we de antwoorden op verschillende manieren: schrijven tijdens het praten, bijna woord voor woord, de antwoorden kort noteren en erna reconstrueren na het gesprek of (eerder zeldzaam) opname van de antwoorden en transcriptie na afloop. Bij de opnames werd uiteraard steeds benadrukt dat de gegevens verwijderd werden na de transcriptie. Die verschillende methodes leverden uiteenlopende resultaten op, verschillen in gesprekken en variatie in de mate waarin de woorden van de jongere zelf neergeschreven werden. Ook daarmee moet je rekening houden bij het lezen van het rapport.
Deze bevraging heeft heel wat mensen in beweging gezet.
Jongeren van ’t Is aan u! die met ons op pad gingen en heel Vlaanderen en Brussel doorkruisten om elke keer weer present te zijn en vol energie te bevragen. Jongeren die met vrienden, familie en kennissen afspraken om gesprekjes te voeren, zelfs vanop afstand op vakantie. Merci voor de inzet en de vele boeiende gesprekken tijdens het napraten.
Jeugdwerkers, leerkrachten en begeleiders die onze oproep beantwoordden en ons verwelkomden in hun werkingen. Bedankt voor de tours, bedankt voor de openheid en bedankt voor de vele straffe verhalen. Het is een meerwaarde geweest voor ons om jullie zo gemotiveerd bezig te zien.
Alle collega’s die op evenementen jongeren bevraagden, die weekends en avonden met ons mee op pad gingen. De onderzoekers van KeKi die hier heel wat tijd en energie in staken. Merci voor jullie steun en inzet.
Tenslotte ook bedankt aan die meer dan 500 jongeren die met ons wilden praten. Die hun koffiekoek opzij legden, of hun babbeltjes onderbraken. Aan de mensen die heel enthousiast meteen ja zeiden en degene die moesten denken maar zich toch lieten overtuigen. Merci om ons binnen te laten in jullie wereld en jullie verhalen met ons te delen. We hebben er veel uit geleerd.
Merci allemaal.
Bevraging:
vrijwilligers ‘t Is aan u!/De Ambrassade
Begeleiding vrijwilligers:
Onderzoek en analyse:
Kenniscentrum Kinderrechten (KeKi)
Vormgeving demografische visuals:
Vormgeving huisstijl:
Vormgeving rapport:
‘t Is aan u! is een project van De Ambrassade en partners
Met steun van:
www.tisaanu.be